Informasie oor die woord persoonlijk (Nederlands → Esperanto: persona)

Woordsoortbyvoeglike naamwoord
Uitspraak/pərˈsonlək/, /pɛrˈsonlək/
Afbrekingper·soon·lijk

Trappe van vergelyking

Stellende trappersoonlijk
Vergrotende trappersoonlijker
Oortreffende trappersoonlijkst

Verbuiging

 Stellende trapVergrotende trapOortreffende trap
Predikatiefpersoonlijkpersoonlijker(het) persoonlijkst, (het) persoonlijkste
AttributiefOnbepaaldManlike en vroulike meervoudpersoonlijkepersoonlijkerepersoonlijkste
Onsydige enkelvoudpersoonlijkpersoonlijkerpersoonlijkst
Meervoudpersoonlijkepersoonlijkerepersoonlijkste
Bepaaldpersoonlijkepersoonlijkerepersoonlijkste
Partitiefpersoonlijkspersoonlijkers 

Voorbeelde van gebruik

Ṣaddām klaagde ook dat de inspecteurs inbreuk maakten op zijn persoonlijke leven door al zijn paleizen en die van zijn kinderen te willen onderzoeken.
Ik zou hier al uren geleden geweest zijn als ik eerst niet wat persoonijke dingen te regelen had gehad.

Vertalinge

Afrikaanspersoonlik
Deenspersonlig
Duitspersönlich
Engelspersonal
Esperantopersona
Franspersonnel
Italiaanspersonale
Luxemburgsperséinlech
Papiamentspersonal
Portugeespessoal
Saterfriespersöönelk
Spaanspersonal
Sweedspersonlig
Tsjeggiesosobní; personální