Informasie oor die woord jaargetijde (Nederlands → Esperanto: sezono)

Sinonieme: jaargetij, seizoen

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/ˈjaːrɣətɛi̯də/
Afbrekingjaar·ge·tij·de
Geslagonsydig
Meervoudjaargetijden

Voorbeelde van gebruik

In dit jaargetijde moeten wij aan anderen denken.
Een eenzaam heer heeft veel te lijden van de koude en de duisternis in dit jaargetijde.
In ieder geval kon er geen sprake van zijn dat men op deze plek overwinterde tot aan de terugkeer van het warme jaargetijde.

Vertalinge

Afrikaansseisoen
Albaniesstinë
Deensårstid
DuitsJahreszeit; Saison
Engelsseason
Esperantosezono
Faroëesárstíð
Finsvuodenaika
Franssaison
Italiaansstagione
Katalaansestació; estació de l’any; temporada
Maleismusim
Nederduitsjårstyd; seisoon
Papiamentstemporada
Portugeesestação; temporada
SaterfriesJierestied; Jierstied; Saison
Skotssaison
Skots-Gaeliesràidh
Spaansestación; temporada; temporado
Sweedssäsong; årstid
Thaiหน้า
Wes‐Friesjiertiid