Informasie oor die woord visum (Nederlands → Esperanto: vizo)

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/ˈvizəm/, /ˈvizɵm/
Afbrekingvi·sum
Geslagonsydig
Meervoudvisa

Voorbeelde van gebruik

„Indien het paspoort in orde is,” antwoordde de consul, „dan heb ik het recht niet om zijn visum te weigeren.”
Misschien hadden zij Britse paspoorten, maar je moet bedenken dat zij op weg gingen naar Tanger, dus het is niet waarschijnlijk dat ze visa hadden voor de Verenigde Staten.
Maar onze ambassade werkte tegen, kwam telkens met nieuwe eisen en ondanks vele protesten kwam er geen visum.
Aanvankelijk zou minister Hawke dinsdag al een besluit nemen over het visum van Đoković.

Vertalinge

Afrikaansvisum
Albaniesvizë
Deensvisum
DuitsVisa; Visum
Engelsvisa
Esperantovizo
Fransvisa
Katalaansvisat
Maleisvisa
Papiamentsvisa
Portugeesvisto
Russiesвиза
Spaansvisado
Sweedsvisum
Tsjeggiesvízum
Wes‐Friesfisum