Informasie oor die woord reis (Nederlands → Esperanto: vojaĝo)

Sinonieme: reize, tocht, toer, trip

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/rɛi̯s/
Afbrekingreis
Geslaghistories vroulik, teënwoordig ook manlik
Meervoudreizen

Voorbeelde van gebruik

Om geen moeilijkheden te krijgen boven Europa wil ik dat deel van de reis na het invallen van de duisternis vliegen.
Waarom schrijf je in ’s hemelsnaam geen boek over die afschuwelijke reizen van je?
En onze reizen zijn niet alleen moeizaam, meneer Filhiol, maar ze duren soms ook erg lang.
De reis was volbracht en pas de volgende morgen zou met het laden worden begonnen.
Wil je me nu vertellen van je reis hierheen?
Ik hoop dat u een prettige reis hebt gehad.
Ja, ja, dat zal een reis worden om nooit te vergeten.

Vertalinge

Afrikaansreis
Deensrejse
DuitsReise; Tour
Engelsjourney; trip; voyage
Engels (Ou Engels)for
Esperantovojaĝo
Faroëesferð
Finsmatka
Fransvoyage
Grieksταξίδι
Italiaansviaggio
Latynvia
Maleisperjalanan
Nederduitsreise
Noorsreise
Papiamentsbia; biaha
Poolspodróż
Portugeesviagem
Roemeenscălătorie
Russiesпутешествие
SaterfriesRaize; Tuur
Skots-Gaeliesturus
Spaansviaje
Swahilimwendo; safari
Sweedsfärd; resa
Thaiการเดินทาง
Wes‐Friesreis