Informasie oor die woord pand (Nederlands → Esperanto: konstruaĵo)

Sinonieme: bouwsel, bouwwerk, constructie, gebouw, perceel

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/pɑnt/
Afbrekingpand
Geslagonsydig
Meervoudpanden

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
pandjepandjes

Voorbeelde van gebruik

Het pand is zo’n twintig jaar oud en er zouden 138 mensen in wonen.
De panden moeten zo goed als zeker als verloren worden beschouwd.
Ik wilde niet vertrekken zonder de eigenaar van dit pand gesproken te hebben, want in mijn positie moet men voorzichtig zijn.
In het pand waren geen mensen aanwezig.

Vertalinge

Afrikaansgebou; perseel
Albaniesndërtesë
Deensbygning
DuitsBau; Bauwerk; Gebäude
Engelsbuilding; construction
Esperantokonstruaĵo; konstruo
Fransbâtiment; immeuble
Hongaarsépület
Italiaansedificio
Katalaansedifici
Latynaedificatio; aedificium
LuxemburgsBau
Maleisbangunan
Nederduitsbowwark; bowsel
Noorsbygning
Papiamentsedifisio
Poolsbudowla; budynek
Portugeesconstrução; edifício
Roemeensclădire
Russiesздание
SaterfriesBau; Bauwierk
Spaansconstrucción; edificio
Sweedsbyggnad
Thaiอาคาร
Tsjeggiesbudova; stavba; dům
Turksbina
Wes‐Friesgebou
Yslandsbygging