Informasie oor die woord lijden (Nederlands → Esperanto: toleri)

Sinonieme: aanzien, dulden, gedogen, harden, pikken, toelaten, tolereren, velen, verdragen, kunnen tegen, op zich laten zitten, gelijden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈlɛi̯də(n)/
Afbrekinglijd·en

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) lijd(ik) leed
(jij) lijdt(jij) leed
(hij) lijdt(hij) leed
(wij) lijden(wij) leden
(jullie) lijden(jullie) leden
(gij) lijdt(gij) leedt
(zij) lijden(zij) leden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) lijde(dat ik) lede
(dat jij) lijde(dat jij) lede
(dat hij) lijde(dat hij) lede
(dat wij) lijden(dat wij) leden
(dat jullie) lijden(dat jullie) leden
(dat gij) lijdet(dat gij) ledet
(dat zij) lijden(dat zij) leden
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
lijdend, lijdende(hebben) geleden

Voorbeelde van gebruik

Hoe kan zo iemand dergelijk gezelschap lijden?
We kunnen elkaar niet lijden, dat is een ding dat zeker is.

Vertalinge

Deenståle
Duitsdulden; ertragen
Engelsendure; tolerate; stand; bear
Esperantotoleri
Faroëesloyva; tola; torga
Franstolérer
Italiaanssopportare; tollerare
Katalaanstolerar
Latyntolerare
Noorståle
Papiamentssoportá; tolerá
Portugeesaturar; suportar; tolerar
Saterfriesduldje
Spaanstolerar
Sweedståla
Thaiทาน
Tsjeggiessnášet; tolerovat
Wes‐Frieslije
Yslandsþola