Informasie oor die woord oefenen (Nederlands → Esperanto: ekzerci)

Sinonieme: drillen, africhten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈufənə(n)/
Afbrekingoe·fe·nen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) oefen(ik) oefende
(jij) oefent(jij) oefende
(hij) oefent(hij) oefende
(wij) oefenen(wij) oefenden
(jullie) oefenen(jullie) oefenden
(gij) oefent(gij) oefendet
(zij) oefenen(zij) oefenden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) oefene(dat ik) oefende
(dat jij) oefene(dat jij) oefende
(dat hij) oefene(dat hij) oefende
(dat wij) oefenen(dat wij) oefenden
(dat jullie) oefenen(dat jullie) oefenden
(dat gij) oefenet(dat gij) oefendet
(dat zij) oefenen(dat zij) oefenden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
oefenoefent
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
oefenend, oefenende(hebben) geoefend

Vertalinge

Afrikaansoefen
Deensøve
Duitsexerzieren; üben; einüben; einexerzieren; ausbilden; schulen
Engelsexercise
Esperantoekzerci
Faroëesíðka; venja
Fransexercer; instruire
Katalaansexercitar
Maleismelatih
Portugeesensaiar; exercer; exercitar; treinar
Saterfriesexerzierje; ienüübje; öiwe; üübje
Spaansejercitar
Sweedsinöva; öva
Tsjeggiescvičit; konat