Informasie oor die woord vaststellen (Nederlands → Esperanto: konstati)

Sinonieme: bevinden, constateren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈvɑstɛlə(n)/
Afbrekingvast·stel·len

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) vaststel(ik) vaststelde
(jij) vaststelt(jij) vaststelde
(hij) vaststelt(hij) vaststelde
(wij) vaststellen(wij) vaststelden
(jullie) vaststellen(jullie) vaststelden
(gij) vaststelt(gij) vaststeldet
(zij) vaststellen(zij) vaststelden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) vaststelle(dat ik) vaststelde
(dat jij) vaststelle(dat jij) vaststelde
(dat hij) vaststelle(dat hij) vaststelde
(dat wij) vaststellen(dat wij) vaststelden
(dat jullie) vaststellen(dat jullie) vaststelden
(dat gij) vaststellet(dat gij) vaststeldet
(dat zij) vaststellen(dat zij) vaststelden
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
vaststellend, vaststellende(hebben) vastgesteld

Voorbeelde van gebruik

De bemanning stelde dan ook geërgerd vast dat deze expeditie wel helemaal geen resultaat zou opleveren.
Zijn tijd was hier verspild, zoals hij later vaststelde.
Bij enkele moeflons is vastgesteld dat ze door een wolf zijn aangevallen.

Vertalinge

Afrikaansbevind
Duitsals Tatsache feststellen; konstatieren; feststellen; bestätigen
Engelsascertain; establish
Esperantokonstati
Faroëessanna; staðfesta
Finstodeta
Fransconstater
Italiaansconstatare
Katalaansconstatar
Papiamentskonstatá
Poolskonstatować; stwierdzać
Portugeesachar; constatar; reconhecer; verificar
Roemeensconstata
Saterfriesas Doatseeke fääststaale; fääststaale; konstatierje; konstatierje
Spaanscomprobar; constatar
Wes‐Friesfêststelle