Informasie oor die woord barbecueën (Nederlands → Esperanto: kradrosti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɑrbəkjuʋə(n)/
Afbrekingbar·be·cue·en

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) barbecue(ik) barbecuede
(jij) barbecuet(jij) barbecuede
(hij) barbecuet(hij) barbecuede
(wij) barbecueën(wij) barbecueden
(jullie) barbecueën(jullie) barbecueden
(gij) barbecuet(gij) barbecuedet
(zij) barbecueën(zij) barbecueden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) barbecue(dat ik) barbecuede
(dat jij) barbecue(dat jij) barbecuede
(dat hij) barbecue(dat hij) barbecuede
(dat wij) barbecueën(dat wij) barbecueden
(dat jullie) barbecueën(dat jullie) barbecueden
(dat gij) barbecueët(dat gij) barbecuedet
(dat zij) barbecueën(dat zij) barbecueden
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
barbecuebarbecuet
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
barbecueënd, barbecueënde(hebben) gebarbecued

Voorbeelde van gebruik

Vermoedelijk zijn ze ontstaan door onvoorzichtig gedrag van barbecueënde toeristen.
Ik zou wel ’s willen barbecueën voor mensen die het waardéren!

Vertalinge

Afrikaansbraai
Duitsauf dem Rost braten; grillen
Engelsbarbecue
Esperantokradrosti