Sinonieme: deelnemen, meedoen, participeren, deelnemen aan
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈmemakə(n)/ |
---|
Afbreking | mee·ma·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(ik) maak mee | (ik) maakte mee |
(jij) maakt mee | (jij) maakte mee |
(hij) maakt mee | (hij) maakte mee |
(wij) maken mee | (wij) maakten mee |
(jullie) maken mee | (jullie) maakten mee |
(gij) maakt mee | (gij) maaktet mee |
(zij) maken mee | (zij) maakten mee |
Aanvoegende wys |
---|
Teenwoordige tyd | Verlede tyd |
---|
(dat ik) meemake | (dat ik) meemaakte |
(dat jij) meemake | (dat jij) meemaakte |
(dat hij) meemake | (dat hij) meemaakte |
(dat wij) meemaken | (dat wij) meemaakten |
(dat jullie) meemaken | (dat jullie) meemaakten |
(dat gij) meemaket | (dat gij) meemaaktet |
(dat zij) meemaken | (dat zij) meemaakten |
Deelwoorde |
---|
Teenwoordige deelwoord | Verlede deelwoord |
---|
meemakend, meemakende | (hebben) meegemaakt |