Informasie oor die woord jouw (Nederlands → Esperanto: cia)

Sinoniem: dijn

Woordsoortbesittelike determinator
Uitspraak/jɑu̯̯/
Afbrekingjouw

Verbuiging

 ManlikVroulikOnsydigMeervoud
Nominatiefjouwjouw, jouwejouwjouw, jouwe
Genitiefjouwesjouwerjouwesjouwer
Datiefjouw, jouwenjouw, jouwerjouw, jouwenjouw, jouwen
Akkusatiefjouw, jouwenjouw, jouwejouwjouw, jouwe

Voorbeelde van gebruik

Ik heb jouw hulp helemaal niet ingeroepen.
Jouw vertrouwen is groter dan het mijne.
Dacht je nou heus, pa, dat er veel verschil is tussen de jongeren van nu en die uit jouw tijd?
Als jouw theorie juist is, moet de moordenaar een man zijn.
Ziet jouw tuin er ook zo uit?
Maar het is afgelopen met jouw soort.
Of is dat nu net een jouwer genoegens?
Jouw strijd zal onze strijd zijn.

Vertalinge

Afrikaansjou
Albaniesyt
Deensdin; dit
Duitsdein
Esperantocia
Fransta; ton
Italiaanstuo
Jiddisjדײַן
Papiamentsbo; di bo
Portugeesteu; tua
Russiesтвой
Saterfriesdien; din
Spaanstu
Swahili‐ako
Sweedsdin
Tsjeggiestvá; tvoje; tvůj
Wes‐Friesdyn
Yslandsþinn