Informasie oor die woord kasteel (Nederlands → Esperanto: kastelo)

Sinonieme: burcht, slot

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/kɑˈstel/
Afbrekingkas·teel
Geslagonsydig
Meervoudkastelen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
kasteeltjekasteeltjes

Voorbeelde van gebruik

Misschien woont die Aynger wel in dat kasteel!
Tom Poes was intussen het kasteel uit gegaan en had, na een poosje gezocht te hebben, den ingang van de grot aan den voet van den berg gevonden.

Vertalinge

Afrikaanskasteel; slot
Deensslot
DuitsBurg; Kastell; Schloß; Schiffsaufbau; Aufbau
Engelscastle
Esperantokastelo
Faroëesborg
Franschâteau
Hongaarsvár
Italiaanscastello
Katalaanscastell
Latynarx; turris
Noorsslott
Papiamentskastel; kastio
Poolszamek
Portugeescastelo
SaterfriesBuurich; Kastäil; Slot
Skotscastle
Skots-Gaeliescaisteal
Spaanscastillo
Sweedsborg; slott
Tagalogkastilyo
Walliescastell
Wes‐Frieskastiel; slot