Informasie oor die woord noordelijk (Nederlands → Esperanto: norda)

Sinoniem: noords

Woordsoortbyvoeglike naamwoord
Uitspraak/ˈnoːrdələk/
Afbrekingnoor·de·lijk

Trappe van vergelyking

Stellende trapnoordelijk
Vergrotende trapnoordelijker
Oortreffende trapnoordelijkst

Verbuiging

 Stellende trapVergrotende trapOortreffende trap
Predikatiefnoordelijknoordelijker(het) noordelijkst, (het) noordelijkste
AttributiefOnbepaaldManlike en vroulike meervoudnoordelijkenoordelijkerenoordelijkste
Onsydige enkelvoudnoordelijknoordelijkernoordelijkst
Meervoudnoordelijkenoordelijkerenoordelijkste
Bepaaldnoordelijkenoordelijkerenoordelijkste
Partitiefnoordelijksnoordelijkers 

Voorbeelde van gebruik

Ik heb met de kapitein van het Amerikaanse schip gesproken en volgens hem trekken de walvissen al naar noordelijker streken.
Als je eenmaal in de noordelijke bossen bent, blijf je rijden.

Vertalinge

Afrikaansnoordelik
Deensnordlig
Duitsnördlich
Engelsnorthern
Engels (Ou Engels)norþ; norþan
Esperantonorda
Katalaansseptentrional
Latynborealis; celsus
Nederduitsnoordelik
Papiamentsnòrt; nort
Portugeesboreal; setentrional
Saterfriesnoudelk
Spaansboreal; nórdico; septentrional
Sweedsnordlig; norr; norra
Turkskuzeye ait
Walliesgogleddol
Wes‐Friesnoardlik