Information über das Wort opvoeren (Niederländisch → Esperanto: pliigi)

Synonyme: vergroten, vermeerderen

WortartVerb
Aussprache/ˈopfuːrə(n)/
Trennungop·voe·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) voer op(ik) voerde op
(jij) voert op(jij) voerde op
(hij) voert op(hij) voerde op
(wij) voeren op(wij) voerden op
(jullie) voeren op(jullie) voerden op
(gij) voert op(gij) voerdet op
(zij) voeren op(zij) voerden op
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) opvoere(dat ik) opvoerde
(dat jij) opvoere(dat jij) opvoerde
(dat hij) opvoere(dat hij) opvoerde
(dat wij) opvoeren(dat wij) opvoerden
(dat jullie) opvoeren(dat jullie) opvoerden
(dat gij) opvoeret(dat gij) opvoerdet
(dat zij) opvoeren(dat zij) opvoerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
voer opvoert op
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
opvoerend, opvoerende(hebben) opgevoerd

Gebrauchsbeispiele

De afgelopen weken is de druk op non‐gouvernementele organisaties en onafhankelijke media in Wit‐Rusland flink opgevoerd.
In een interview met de Griekse krant Ta Néa voerde de Duitse minister van financiën Wolfgang Schäuble vrijdag de druk op Cyprus op.
De Russen hebben daarna de luchtaanvallen op Kyiv flink opgevoerd.

Übersetzungen

Deutschvermehren
Englischincrease; raise
Esperantopliigi
Französischaugmenter
Katalanischaugmentar
Portugiesischaumentar
Saterfriesischfermeerje; fermoorje