Information über das Wort kooien (Niederländisch → Esperanto: enkaĝigi)

WortartVerb
Aussprache/ˈkoːjə(n)/
Trennungkooi·en

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) kooi(ik) kooide
(jij) kooit(jij) kooide
(hij) kooit(hij) kooide
(wij) kooien(wij) kooiden
(jullie) kooien(jullie) kooiden
(gij) kooit(gij) kooidet
(zij) kooien(zij) kooiden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) kooie(dat ik) kooide
(dat jij) kooie(dat jij) kooide
(dat hij) kooie(dat hij) kooide
(dat wij) kooien(dat wij) kooiden
(dat jullie) kooien(dat jullie) kooiden
(dat gij) kooiet(dat gij) kooidet
(dat zij) kooien(dat zij) kooiden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
kooikooit
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
kooiend, kooiende(hebben) gekooid

Übersetzungen

Deutschin einen Käfig sperren; in einen Bauer stellen
Englischcage
Esperantoenkaĝigi