Information über das Wort smoezelen (Niederländisch → Esperanto: flustri)

Synonyme: fluisteren, lispelen, smoezen

WortartVerb

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) smoezel(ik) smoezelde
(jij) smoezelt(jij) smoezelde
(hij) smoezelt(hij) smoezelde
(wij) smoezelen(wij) smoezelden
(jullie) smoezelen(jullie) smoezelden
(gij) smoezelt(gij) smoezeldet
(zij) smoezelen(zij) smoezelden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) smoezele(dat ik) smoezelde
(dat jij) smoezele(dat jij) smoezelde
(dat hij) smoezele(dat hij) smoezelde
(dat wij) smoezelen(dat wij) smoezelden
(dat jullie) smoezelen(dat jullie) smoezelden
(dat gij) smoezelet(dat gij) smoezeldet
(dat zij) smoezelen(dat zij) smoezelden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
smoezelsmoezelt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
smoezelend, smoezelende(hebben) gesmoezeld

Übersetzungen

Dänischhviske
Deutschflüstern; wispern; murmeln
Englischwhisper
Esperantoflustri
Färöerischteska
Finnischkuiskata
Französischchuchoter
Isländischhvísla
Italienischbisbigliare; sussurrare
Katalanischxiuxiuejar
Norwegischhviske
Papiamentokuchikuchi
Portugiesischcochichar; segredar
Saterfriesischflisterje; flusterje
Schwedischtissla; viska
Scotswhisper
Spanischcuchichear
Sranansafri taki
Thaiกระซิบ
Tschechischšeptat; šuškat