Information über das Wort sterken (Niederländisch → Esperanto: fortigi)

WortartVerb
Aussprache/ˈstɛrkə(n)/
Trennungster·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) sterk(ik) sterkte
(jij) sterkt(jij) sterkte
(hij) sterkt(hij) sterkte
(wij) sterken(wij) sterkten
(jullie) sterken(jullie) sterkten
(gij) sterkt(gij) sterktet
(zij) sterken(zij) sterkten
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) sterke(dat ik) sterkte
(dat jij) sterke(dat jij) sterkte
(dat hij) sterke(dat hij) sterkte
(dat wij) sterken(dat wij) sterkten
(dat jullie) sterken(dat jullie) sterkten
(dat gij) sterket(dat gij) sterktet
(dat zij) sterken(dat zij) sterkten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
sterksterkt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
sterkend, sterkende(hebben) gesterkt

Gebrauchsbeispiele

Dat verbeterde zijn stemming en gesterkt nam hij de S‐Bahn terug naar de stad.

Übersetzungen

Deutschbestärken; verstärken
Englischfortify; strengthen
Esperantofortigi
Saterfriesischbefäästigje; ferstäärkje