Information über das Wort opmonteren (Niederländisch → Esperanto: gajigi)

Synonyme: opkikkeren, opvrolijken

WortartVerb
Aussprache/ˈɔpmɔntərə(n)/
Trennungop·mon·te·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) monter op(ik) monterde op
(jij) montert op(jij) monterde op
(hij) montert op(hij) monterde op
(wij) monteren op(wij) monterden op
(jullie) monteren op(jullie) monterden op
(gij) montert op(gij) monterdet op
(zij) monteren op(zij) monterden op
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) opmontere(dat ik) opmonterde
(dat jij) opmontere(dat jij) opmonterde
(dat hij) opmontere(dat hij) opmonterde
(dat wij) opmonteren(dat wij) opmonterden
(dat jullie) opmonteren(dat jullie) opmonterden
(dat gij) opmonteret(dat gij) opmonterdet
(dat zij) opmonteren(dat zij) opmonterden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
monter opmontert op
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
opmonterend, opmonterende(hebben) opgemonterd

Gebrauchsbeispiele

Misschien kunt u hem opmonteren?
Dat vooruitzicht scheen hem een beetje op te monteren.

Übersetzungen

Deutschaufheitern; belustigen; erheitern
Englischcheer; cheer up
Esperantogajigi