Information über das Wort camoufleren (Niederländisch → Esperanto: kamufli)

Synonym: verbloemen

WortartVerb
Aussprache/kamuˈflerə(n)/
Trennungca·mou·fle·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) camoufleer(ik) camoufleerde
(jij) camoufleert(jij) camoufleerde
(hij) camoufleert(hij) camoufleerde
(wij) camoufleren(wij) camoufleerden
(jullie) camoufleren(jullie) camoufleerden
(gij) camoufleert(gij) camoufleerdet
(zij) camoufleren(zij) camoufleerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) camouflere(dat ik) camoufleerde
(dat jij) camouflere(dat jij) camoufleerde
(dat hij) camouflere(dat hij) camoufleerde
(dat wij) camoufleren(dat wij) camoufleerden
(dat jullie) camoufleren(dat jullie) camoufleerden
(dat gij) camoufleret(dat gij) camoufleerdet
(dat zij) camoufleren(dat zij) camoufleerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
camoufleercamoufleert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
camouflerend, camouflerende(hebben) gecamoufleerd

Übersetzungen

Afrikaanskamoefleer
Dänischcamouflere
Deutschtarnen; verbergen; frisieren; verschleiern
Englischcamouflage
Esperantokamufli
Färöerischhylja
Papiamentokamuflá
Spanischcamuflar