Information über das Wort vermengen (Niederländisch → Esperanto: miksi)

Synonyme: mengen, doormengen, mêleren, wassen

WortartVerb
Aussprache/vərˈmɛŋə(n)/
Trennungver·men·gen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) vermeng(ik) vermengde
(jij) vermengt(jij) vermengde
(hij) vermengt(hij) vermengde
(wij) vermengen(wij) vermengden
(jullie) vermengen(jullie) vermengden
(gij) vermengt(gij) vermengdet
(zij) vermengen(zij) vermengden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) vermenge(dat ik) vermengde
(dat jij) vermenge(dat jij) vermengde
(dat hij) vermenge(dat hij) vermengde
(dat wij) vermengen(dat wij) vermengden
(dat jullie) vermengen(dat jullie) vermengden
(dat gij) vermenget(dat gij) vermengdet
(dat zij) vermengen(dat zij) vermengden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
vermengvermengt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
vermengend, vermengende(hebben) vermengd

Gebrauchsbeispiele

Het zand, hier en daar vermengd met schelpen, knarste onder zijn voeten.

Übersetzungen

Dänischblande
Deutschmengen; mischen
Englischblend; mingle; mix
Esperantomiksi
Färöerischblanda
Finnischsekoittaa
Französischmélanger; mêler; retourner
Katalanischbarrejar; mesclar
Lateinmiscere
Luxemburgischvermëschen
Malaiischmencampuri
Norwegischblande
Papiamentomeks; meskla
Portugiesischbaralhar; mesclar; mexer; misturar
Saterfriesischmiskje; moange
Schwedischblanda; sammanblanda
Spanischmezclar
Srananmoksi
Thaiเจือ
Tschechischmíchat; mísit; namíchat; smíchat; smísit
Ungarischkever
Westfriesischminge