Information über das Wort beroven (Niederländisch → Esperanto: prirabi)

Synonyme: plunderen, uitplunderen

WortartVerb
Aussprache/bəˈrovə(n)/
Trennungbe·ro·ven

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) beroof(ik) beroofde
(jij) berooft(jij) beroofde
(hij) berooft(hij) beroofde
(wij) beroven(wij) beroofden
(jullie) beroven(jullie) beroofden
(gij) berooft(gij) beroofdet
(zij) beroven(zij) beroofden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) berove(dat ik) beroofde
(dat jij) berove(dat jij) beroofde
(dat hij) berove(dat hij) beroofde
(dat wij) beroven(dat wij) beroofden
(dat jullie) beroven(dat jullie) beroofden
(dat gij) berovet(dat gij) beroofdet
(dat zij) beroven(dat zij) beroofden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
beroofberooft
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
berovend, berovende(hebben) beroofd

Gebrauchsbeispiele

Hij probeerde ons te beroven, en rende toen weg, achter die gebouwen.
Wie wil je dan beroven?

Übersetzungen

Afrikaansberoof
Deutschberauben
Englischrob; loot; plunder
Esperantoprirabi
Italienischderubare
Niederdeutschplünderen
Saterfriesischberoowje
Schwedischråna; utblotta
Spanischdespojar; privar
Tschechischoloupit