Information über das Wort weerspiegelen (Niederländisch → Esperanto: reflekti)

Synonyme: reflecteren, spiegelen, terugkaatsen, weerkaatsen

WortartVerb
Aussprache/ʋerˈspiɣələ(n)/
Trennungweer·spie·ge·len

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) weerspiegel(ik) weerspiegelde
(jij) weerspiegelt(jij) weerspiegelde
(hij) weerspiegelt(hij) weerspiegelde
(wij) weerspiegelen(wij) weerspiegelden
(jullie) weerspiegelen(jullie) weerspiegelden
(gij) weerspiegelt(gij) weerspiegeldet
(zij) weerspiegelen(zij) weerspiegelden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) weerspiegele(dat ik) weerspiegelde
(dat jij) weerspiegele(dat jij) weerspiegelde
(dat hij) weerspiegele(dat hij) weerspiegelde
(dat wij) weerspiegelen(dat wij) weerspiegelden
(dat jullie) weerspiegelen(dat jullie) weerspiegelden
(dat gij) weerspiegelet(dat gij) weerspiegeldet
(dat zij) weerspiegelen(dat zij) weerspiegelden
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
weerspiegelend, weerspiegelende(hebben) weerspiegeld

Übersetzungen

Afrikaansweerspieël
Dänischkaste tilbage; reflektere
Deutschreflektieren; rückstrahlen
Englischreflect
Esperantoreflekti
Französischréfléchir; refléter; renvoyer
Katalanischreflectir
Portugiesischrefletir; reverberar
Saterfriesischreflektierje; touräächstroalje
Spanischreflejar
Türkischaksetmek