Information über das Wort verzekeren (Niederländisch → Esperanto: asekuri)

Synonyme: assureren, veilig stellen

WortartVerb
Aussprache/vərˈzekərə(n)/
Trennungver·ze·ke·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) verzeker(ik) verzekerde
(jij) verzekert(jij) verzekerde
(hij) verzekert(hij) verzekerde
(wij) verzekeren(wij) verzekerden
(jullie) verzekeren(jullie) verzekerden
(gij) verzekert(gij) verzekerdet
(zij) verzekeren(zij) verzekerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) verzekere(dat ik) verzekerde
(dat jij) verzekere(dat jij) verzekerde
(dat hij) verzekere(dat hij) verzekerde
(dat wij) verzekeren(dat wij) verzekerden
(dat jullie) verzekeren(dat jullie) verzekerden
(dat gij) verzekeret(dat gij) verzekerdet
(dat zij) verzekeren(dat zij) verzekerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
verzekerverzekert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
verzekerend, verzekerende(hebben) verzekerd

Gebrauchsbeispiele

Was de stier dan niet verzekerd?
Ik heb al mijn bezittingen laten verzekeren voordat ik op reis ging.
Ik heb u gisteravond al gezegd dat hij voor achtduizend dollar verzekerd is.

Übersetzungen

Deutschversichern
Englischinsure; underwrite; assure
Esperantoasekuri
Färöerischtryggja
Französischassurer
Portugiesischassegurar; garantir; segurar
Russischстраховать
Saterfriesischfersicherje
Schwedischförsäkra
Spanischasegurar; hacer un segura
Westfriesischfersekerje