Information über das Wort trotseren (Niederländisch → Esperanto: spiti)

Synonyme: tarten, uitdagend optreden tegen

WortartVerb
Aussprache/trɔtˈserə(n)/
Trennungtrot·se·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) trotseer(ik) trotseerde
(jij) trotseert(jij) trotseerde
(hij) trotseert(hij) trotseerde
(wij) trotseren(wij) trotseerden
(jullie) trotseren(jullie) trotseerden
(gij) trotseert(gij) trotseerdet
(zij) trotseren(zij) trotseerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) trotsere(dat ik) trotseerde
(dat jij) trotsere(dat jij) trotseerde
(dat hij) trotsere(dat hij) trotseerde
(dat wij) trotseren(dat wij) trotseerden
(dat jullie) trotseren(dat jullie) trotseerden
(dat gij) trotseret(dat gij) trotseerdet
(dat zij) trotseren(dat zij) trotseerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
trotseertrotseert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
trotserend, trotserende(hebben) getrotseerd

Übersetzungen

Deutschtrotzen
Englischbrave; defy
Esperantospiti
Finnischuhmata
Französischbraver
Katalanischdespitar
Portugiesischdesafiar; exasperar
Spanischarrostrar