Synonyme: bang zijn, duchten, schromen, terugschrikken voor, vrezen, vrees koesteren voor, ’m knijpen
Wortart | Verb |
---|
Trennung | bang zijn voor |
---|
Je bent dus blijkbaar niet bang voor wat stokslagen.
Voor wat nachtvorst zijn violen niet bang.
Daar was ik bang voor.
Ik ben maar voor één ding bang.
Waar ze ’s nachts precies bang voor waren, wisten de mensen niet.
Zelfs de mannen zijn bang voor het monster.