Information über das Wort warmen (Niederländisch → Esperanto: varmigi)

Synonyme: verhitten, verwarmen

WortartVerb
Aussprache/ˈʋɑrmə(n)/
Trennungwar·men

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) warm(ik) warmde
(jij) warmt(jij) warmde
(hij) warmt(hij) warmde
(wij) warmen(wij) warmden
(jullie) warmen(jullie) warmden
(gij) warmt(gij) warmdet
(zij) warmen(zij) warmden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) warme(dat ik) warmde
(dat jij) warme(dat jij) warmde
(dat hij) warme(dat hij) warmde
(dat wij) warmen(dat wij) warmden
(dat jullie) warmen(dat jullie) warmden
(dat gij) warmet(dat gij) warmdet
(dat zij) warmen(dat zij) warmden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
warmwarmt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
warmend, warmende(hebben) gewarmd

Gebrauchsbeispiele

De Finse vrouw en Minerva waren met doeken in de weer en warmden water, zochten zilveren munten en een psalmboek op.

Übersetzungen

Deutscherhitzen; wärmen; erwärmen
Englischheat; warm
Englisch (Altenglisch)hætan
Esperantovarmigi
Färöerischhita
Portugiesischaquecer; esquentar
Schwedischvärma
Spanischcalentar
Tschechischhřát; ohřát; zahřát