Information about the word claxonneren (Dutch → Esperanto: hupi)

Synonyms: toeten, toeteren, tetteren

Part of speechverb
Pronunciation/klaksɔˈnerə(n)/
Hyphenationclaxon·ne·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) claxonneer(ik) claxonneerde
(jij) claxonneert(jij) claxonneerde
(hij) claxonneert(hij) claxonneerde
(wij) claxonneren(wij) claxonneerden
(jullie) claxonneren(jullie) claxonneerden
(gij) claxonneert(gij) claxonneerdet
(zij) claxonneren(zij) claxonneerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) claxonnere(dat ik) claxonneerde
(dat jij) claxonnere(dat jij) claxonneerde
(dat hij) claxonnere(dat hij) claxonneerde
(dat wij) claxonneren(dat wij) claxonneerden
(dat jullie) claxonneren(dat jullie) claxonneerden
(dat gij) claxonneret(dat gij) claxonneerdet
(dat zij) claxonneren(dat zij) claxonneerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
claxonneerclaxonneert
Participles
Present participlePast participle
claxonnerend, claxonnerende(hebben) geclaxonneerd

Usage samples

Hij claxonneerde en kwam met een snelheid van ongeveer vijftig kilometer per uur op de hoofdweg.
Hij claxonneert hard naar een paar fietsers die vlak voor de auto oversteken.

Translations

Englishhonk; hoot
Esperantohupi
Germanhupen
Spanishtocar el cláxon