Information about the word ontberen (Dutch → Esperanto: malhavi)

Synonyms: derven, missen

Part of speechverb
Pronunciation/ɔndˈberə(n)/
Hyphenationont·be·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) ontbeer(ik) ontbeerde
(jij) ontbeert(jij) ontbeerde
(hij) ontbeert(hij) ontbeerde
(wij) ontberen(wij) ontbeerden
(jullie) ontberen(jullie) ontbeerden
(gij) ontbeert(gij) ontbeerdet
(zij) ontberen(zij) ontbeerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) ontbere(dat ik) ontbeerde
(dat jij) ontbere(dat jij) ontbeerde
(dat hij) ontbere(dat hij) ontbeerde
(dat wij) ontberen(dat wij) ontbeerden
(dat jullie) ontberen(dat jullie) ontbeerden
(dat gij) ontberet(dat gij) ontbeerdet
(dat zij) ontberen(dat zij) ontbeerden
Participles
Present participlePast participle
ontberend, ontberende(hebben) ontbeerd

Usage samples

Ook ontberen we de diensten van Angshott de kok.

Translations

Danishsavne
Englishlack
Esperantomalhavi; nehavi
Faeroesevera uttan
Germanentbehren; vermissen
Portuguesenão ter; ter falta de