Information about the word zwalken (Dutch → Esperanto: vagadi)

Synonyms: ómzwerven, zwerven

Part of speechverb
Pronunciation/ˈzʋɑlkə(n)/
Hyphenationzwal·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) zwalk(ik) zwalkte
(jij) zwalkt(jij) zwalkte
(hij) zwalkt(hij) zwalkte
(wij) zwalken(wij) zwalkten
(jullie) zwalken(jullie) zwalkten
(gij) zwalkt(gij) zwalktet
(zij) zwalken(zij) zwalkten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) zwalke(dat ik) zwalkte
(dat jij) zwalke(dat jij) zwalkte
(dat hij) zwalke(dat hij) zwalkte
(dat wij) zwalken(dat wij) zwalkten
(dat jullie) zwalken(dat jullie) zwalkten
(dat gij) zwalket(dat gij) zwalktet
(dat zij) zwalken(dat zij) zwalkten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
zwalkzwalkt
Participles
Present participlePast participle
zwalkend, zwalkende(hebben/zijn) gezwalkt

Usage samples

Achtenveertig jaar zwalk ik nou al op zee.

Translations

Englishwander
Esperantovagadi
Faeroeseflakka; reika
Germanvagabundieren; dauernd umherziehen; immerzu umherziehen; ständig auf Achse sein
Portuguesevagar continuadamente