Information about the word luidspreker (Dutch → Esperanto: laŭtparolilo)

Part of speechcommon noun
Pronunciation/ˈlœy̯tsprekər/
Hyphenationluid·spre·ker
Gendermasculine
Pluralluidsprekers

Diminutive
SingularPlural
luidsprekertjeluidsprekertjes

Usage samples

Vervolgens werden mensen via luidsprekers van de moskee opgeroepen het politiebureau te bestormen.
Hij zweeg gebroken en in de invallende stilte klonk een akelig lachje uit de luidspreker.

Translations

Englishloudspeaker
Esperantolaŭtparolilo
Frenchhaut‐parleur
West Frisianlûdsprekker