Information about the word debuteren (Dutch → Esperanto: debuti)

Synonym: zijn debuut maken

Part of speechverb
Pronunciation/debyˈterə(n)/
Hyphenationde·bu·te·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) debuteer(ik) debuteerde
(jij) debuteert(jij) debuteerde
(hij) debuteert(hij) debuteerde
(wij) debuteren(wij) debuteerden
(jullie) debuteren(jullie) debuteerden
(gij) debuteert(gij) debuteerdet
(zij) debuteren(zij) debuteerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) debutere(dat ik) debuteerde
(dat jij) debutere(dat jij) debuteerde
(dat hij) debutere(dat hij) debuteerde
(dat wij) debuteren(dat wij) debuteerden
(dat jullie) debuteren(dat jullie) debuteerden
(dat gij) debuteret(dat gij) debuteerdet
(dat zij) debuteren(dat zij) debuteerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
debuteerdebuteert
Participles
Present participlePast participle
debuterend, debuterende(hebben) gedebuteerd

Translations

Englishmake ones début; début
Esperantodebuti
Germandebutieren
Hungariandebütál
Papiamentodebutá
Portuguesedebutar; estrear‐se; fazer a estréia
Spanishdebutar