Information about the word zich beraden (Dutch → Esperanto: interkonsiliĝi)

Synonyms: beraadslagen, ruggespraak plegen, overléggen, overleg plegen, delibereren

Part of speechreflexive verb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(wij) beraden ons(wij) berieden ons, beraadden ons
(jullie) beraden ons(jullie) berieden ons, beraadden ons
(gij) beraadt u(gij) beriedt u, beraaddet u
(zij) beraden zich(zij) berieden zich, beraadden zich
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat wij) ons beraden(dat wij) ons berieden, ons beraadden
(dat jullie) ons beraden(dat jullie) ons berieden, ons beraadden
(dat gij) u beradet(dat gij) u beriedet, u beraaddet
(dat zij) zich beraden(dat zij) zich berieden, zich beraadden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
beraad jeberaadt je
Participles
Present participlePast participle
zich beradend, zich beradende(hebben) zich beraden

Usage samples

De boeren gingen een eindje achteruit en beraadden zich.
We moeten ons beraden.
Ik ben door een aanzienlijk personage hierheen gestuurd om me te beraden met Torqual.