Synonyms: assisteren, bijstaan, helpen, ter zijde staan
Part of speech | verb |
---|
Pronunciation | /bəˈdɛŋkə(n)/ |
---|
Hyphenation | be·den·ken |
---|
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) bedenk | (ik) bedacht |
(jij) bedenkt | (jij) bedacht |
(hij) bedenkt | (hij) bedacht |
(wij) bedenken | (wij) bedachten |
(jullie) bedenken | (jullie) bedachten |
(gij) bedenkt | (gij) bedacht |
(zij) bedenken | (zij) bedachten |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) bedenke | (dat ik) bedachte |
(dat jij) bedenke | (dat jij) bedachte |
(dat hij) bedenke | (dat hij) bedachte |
(dat wij) bedenken | (dat wij) bedachten |
(dat jullie) bedenken | (dat jullie) bedachten |
(dat gij) bedenket | (dat gij) bedachtet |
(dat zij) bedenken | (dat zij) bedachten |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
bedenk | bedenkt |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
bedenkend, bedenkende | (hebben) bedacht |
De inkomsten van het klooster, die hij grotendeels tot zijn beschikking had, gebruikte hij niet alleen voor het bestrijden van zijn eigen aanzienlijke uitgaven, hij bedacht er ook de arme boeren mee en verlichtte veelal de nood van de onderdrukten.