Information about the word elideren (Dutch → Esperanto: elizii)

Synonym: afkappen

Part of speechverb
Pronunciation/eliˈderə(n)/
Hyphenationeli·de·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) elideer(ik) elideerde
(jij) elideert(jij) elideerde
(hij) elideert(hij) elideerde
(wij) elideren(wij) elideerden
(jullie) elideren(jullie) elideerden
(gij) elideert(gij) elideerdet
(zij) elideren(zij) elideerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) elidere(dat ik) elideerde
(dat jij) elidere(dat jij) elideerde
(dat hij) elidere(dat hij) elideerde
(dat wij) elideren(dat wij) elideerden
(dat jullie) elideren(dat jullie) elideerden
(dat gij) elideret(dat gij) elideerdet
(dat zij) elideren(dat zij) elideerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
elideerelideert
Participles
Present participlePast participle
eliderend, eliderende(hebben) geëlideerd

Translations

Englishelide
Esperantoelizii
Germanelidieren
Italianelidere
Portugueseelidir
Spanishelidir