Information about the word ontmannen (Dutch → Esperanto: kastri)

Synonyms: castreren, lubben, snijden

Part of speechverb
Pronunciation/ɔntˈmɑnə(n)/
Hyphenationont·man·nen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) ontman(ik) ontmande
(jij) ontmant(jij) ontmande
(hij) ontmant(hij) ontmande
(wij) ontmannen(wij) ontmanden
(jullie) ontmannen(jullie) ontmanden
(gij) ontmant(gij) ontmandet
(zij) ontmannen(zij) ontmanden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) ontmanne(dat ik) ontmande
(dat jij) ontmanne(dat jij) ontmande
(dat hij) ontmanne(dat hij) ontmande
(dat wij) ontmannen(dat wij) ontmanden
(dat jullie) ontmannen(dat jullie) ontmanden
(dat gij) ontmannet(dat gij) ontmandet
(dat zij) ontmannen(dat zij) ontmanden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
ontmanontmant
Participles
Present participlePast participle
ontmannend, ontmannende(hebben) ontmande

Translations

Catalancapar; castrar
Englishcastrate
Esperantokastri
Faeroesegelda
Germanentmannen; kastrieren; verschneiden
Latincastrare
Portuguesecastrar
Saterland Frisiankastrierje; sniede
Spanishcastrar
Welshdisbaddu