Information about the word coderen (Dutch → Esperanto: kodi)

Part of speechverb
Pronunciation/koˈderə(n)/
Hyphenationco·de·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) codeer(ik) codeerde
(jij) codeert(jij) codeerde
(hij) codeert(hij) codeerde
(wij) coderen(wij) codeerden
(jullie) coderen(jullie) codeerden
(gij) codeert(gij) codeerdet
(zij) coderen(zij) codeerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) codere(dat ik) codeerde
(dat jij) codere(dat jij) codeerde
(dat hij) codere(dat hij) codeerde
(dat wij) coderen(dat wij) codeerden
(dat jullie) coderen(dat jullie) codeerden
(dat gij) coderet(dat gij) codeerdet
(dat zij) coderen(dat zij) codeerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
codeercodeert
Participles
Present participlePast participle
coderend, coderende(hebben) gecodeerd

Translations

Englishcode; encode
Esperantokodi
Germankodieren