Information about the word vertroosten (Dutch → Esperanto: konsoli)

Synonyms: troosten, opbeuren

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) vertroost(ik) vertroostte
(jij) vertroost(jij) vertroostte
(hij) vertroost(hij) vertroostte
(wij) vertroosten(wij) vertroostten
(jullie) vertroosten(jullie) vertroostten
(gij) vertroost(gij) vertroosttet
(zij) vertroosten(zij) vertroostten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) vertrooste(dat ik) vertroostte
(dat jij) vertrooste(dat jij) vertroostte
(dat hij) vertrooste(dat hij) vertroostte
(dat wij) vertroosten(dat wij) vertroostten
(dat jullie) vertroosten(dat jullie) vertroostten
(dat gij) vertroostet(dat gij) vertroosttet
(dat zij) vertroosten(dat zij) vertroostten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
vertroostvertroost
Participles
Present participlePast participle
vertroostend, vertroostende(hebben) vertroost

Translations

Catalanconsolar
Danishtrøste
Englishcomfort; console
Esperantokonsoli
Faeroeseugga
Finnishlohduttaa
Frenchconsoler
Germantrösten; Trost spenden
Icelandichugga
Italianconsolare
Norwegiantrøste
Papiamentokonsolá
Portuguesealiviar; consolar
Saterland Frisiantraaste; Traast spändje
Spanishconsolar
Swedishtrösta
Turkishavunmak; avutmak
West Frisiantreastgje