Information about the word ontmaagden (Dutch → Esperanto: malvirgigi)

Synonyms: onteren, ontwijden, schenden

Part of speechverb
Pronunciation/ɔntˈmaɣdə(n)/
Hyphenationont·maag·den

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) ontmaagd(ik) ontmaagde
(jij) ontmaagdt(jij) ontmaagde
(hij) ontmaagdt(hij) ontmaagde
(wij) ontmaagden(wij) ontmaagden
(jullie) ontmaagden(jullie) ontmaagden
(gij) ontmaagdt(gij) ontmaagdet
(zij) ontmaagden(zij) ontmaagden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) ontmaagde(dat ik) ontmaagde
(dat jij) ontmaagde(dat jij) ontmaagde
(dat hij) ontmaagde(dat hij) ontmaagde
(dat wij) ontmaagden(dat wij) ontmaagden
(dat jullie) ontmaagden(dat jullie) ontmaagden
(dat gij) ontmaagdet(dat gij) ontmaagdet
(dat zij) ontmaagden(dat zij) ontmaagden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
ontmaagdontmaagdt
Participles
Present participlePast participle
ontmaagdend, ontmaagdende(hebben) ontmaagd

Translations

Englishdeflower
Esperantomalvirgigi; senhimenigi
Germanentjungfern
Portuguesedesvirginar
Spanishdesflorar
West Frisianskeine