Information about the word beschimpen (Dutch → Esperanto: mokinsulti)

Synonym: schimpen

Part of speechverb
Pronunciation/bəˈsxɪmpə(n)/
Hyphenationbe·schim·pen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) beschimp(ik) beschimpte
(jij) beschimpt(jij) beschimpte
(hij) beschimpt(hij) beschimpte
(wij) beschimpen(wij) beschimpten
(jullie) beschimpen(jullie) beschimpten
(gij) beschimpt(gij) beschimptet
(zij) beschimpen(zij) beschimpten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) beschimpe(dat ik) beschimpte
(dat jij) beschimpe(dat jij) beschimpte
(dat hij) beschimpe(dat hij) beschimpte
(dat wij) beschimpen(dat wij) beschimpten
(dat jullie) beschimpen(dat jullie) beschimpten
(dat gij) beschimpet(dat gij) beschimptet
(dat zij) beschimpen(dat zij) beschimpten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
beschimpbeschimpt
Participles
Present participlePast participle
beschimpend, beschimpende(hebben) beschimpt

Translations

Englishjeer; jeer at; taunt
Esperantomokinsulti
Spanishinjuriar; insultar