Information about the word musiceren (Dutch → Esperanto: muziki)

Synonym: muziek maken

Part of speechverb
Pronunciation/myziˈserə(n)/
Hyphenationmu·si·ce·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) musiceer(ik) musiceerde
(jij) musiceert(jij) musiceerde
(hij) musiceert(hij) musiceerde
(wij) musiceren(wij) musiceerden
(jullie) musiceren(jullie) musiceerden
(gij) musiceert(gij) musiceerdet
(zij) musiceren(zij) musiceerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) musicere(dat ik) musiceerde
(dat jij) musicere(dat jij) musiceerde
(dat hij) musicere(dat hij) musiceerde
(dat wij) musiceren(dat wij) musiceerden
(dat jullie) musiceren(dat jullie) musiceerden
(dat gij) musiceret(dat gij) musiceerdet
(dat zij) musiceren(dat zij) musiceerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
musiceermusiceert
Participles
Present participlePast participle
musicerend, musicerende(hebben) gemusiceerd

Translations

Englishmake music
Esperantomuziki
Germanmusizieren
Portuguesemusicar
Saterland Frisianmusizierje