Information about the word normaliseren (Dutch → Esperanto: normigi)

Synonym: standaardiseren

Part of speechverb
Pronunciation/nɔrmaliˈzerə(n)/
Hyphenationnor·ma·li·se·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) normaliseer(ik) normaliseerde
(jij) normaliseert(jij) normaliseerde
(hij) normaliseert(hij) normaliseerde
(wij) normaliseren(wij) normaliseerden
(jullie) normaliseren(jullie) normaliseerden
(gij) normaliseert(gij) normaliseerdet
(zij) normaliseren(zij) normaliseerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) normalisere(dat ik) normaliseerde
(dat jij) normalisere(dat jij) normaliseerde
(dat hij) normalisere(dat hij) normaliseerde
(dat wij) normaliseren(dat wij) normaliseerden
(dat jullie) normaliseren(dat jullie) normaliseerden
(dat gij) normaliseret(dat gij) normaliseerdet
(dat zij) normaliseren(dat zij) normaliseerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
normaliseernormaliseert
Participles
Present participlePast participle
normaliserend, normaliserende(hebben) genormaliseerd

Translations

Englishstandardize
Esperantonormigi