Information about the word tegenin gaan (Dutch → Esperanto: oponi)

Synonyms: gekant zijn tegen, opponeren, tegenwerpingen maken

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) (ik)
(jij) (jij)
(hij) (hij)
(wij) tegenin gaan(wij)
(jullie) tegenin gaan(jullie)
(gij) (gij)
(zij) tegenin gaan(zij)
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) (dat ik)
(dat jij) (dat jij)
(dat hij) (dat hij)
(dat wij) tegenin gaan(dat wij)
(dat jullie) tegenin gaan(dat jullie)
(dat gij) tegenin gaat(dat gij)
(dat zij) tegenin gaan(dat zij)
Present participle
tegenin gaand, tegenin gaande