Information about the word snikken (Dutch → Esperanto: plorsingulti)

Part of speechverb
Pronunciation/snɪkə(n)/
Hyphenationsnik·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) snik(ik) snikte
(jij) snikt(jij) snikte
(hij) snikt(hij) snikte
(wij) snikken(wij) snikten
(jullie) snikken(jullie) snikten
(gij) snikt(gij) sniktet
(zij) snikken(zij) snikten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) snikke(dat ik) snikte
(dat jij) snikke(dat jij) snikte
(dat hij) snikke(dat hij) snikte
(dat wij) snikken(dat wij) snikten
(dat jullie) snikken(dat jullie) snikten
(dat gij) snikket(dat gij) sniktet
(dat zij) snikken(dat zij) snikten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
sniksnikt
Participles
Present participlePast participle
snikkend, snikkende(hebben) gesnikt

Usage samples

Snikkend snelde het meisje weg.

Translations

Englishsob
Esperantoplorsingulti