Information about the word arbitreren (Dutch → Esperanto: arbitracii)

Synonym: als scheidsrechter optreden

Part of speechverb
Pronunciation/ɑrbiˈtreːrə(n)/
Hyphenationar·bi·tre·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) arbitreer(ik) arbitreerde
(jij) arbitreert(jij) arbitreerde
(hij) arbitreert(hij) arbitreerde
(wij) arbitreren(wij) arbitreerden
(jullie) arbitreren(jullie) arbitreerden
(gij) arbitreert(gij) arbitreerdet
(zij) arbitreren(zij) arbitreerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) arbitrere(dat ik) arbitreerde
(dat jij) arbitrere(dat jij) arbitreerde
(dat hij) arbitrere(dat hij) arbitreerde
(dat wij) arbitreren(dat wij) arbitreerden
(dat jullie) arbitreren(dat jullie) arbitreerden
(dat gij) arbitreret(dat gij) arbitreerdet
(dat zij) arbitreren(dat zij) arbitreerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
arbitreerarbitreert
Participles
Present participlePast participle
arbitrerend, arbitrerende(hebben) gearbitreerd

Translations

Englisharbitrate; referee
Esperantoarbitracii
Germandurch Schiedsspruch entscheiden
Portuguesearbitrar
West Frisianskiedsrjochterje