Information about the word regenereren (Dutch → Esperanto: regeneri)

Part of speechverb
Pronunciation/reɣenəˈrerə(n)/
Hyphenationre·ge·ne·re·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) regenereer(ik) regenereerde
(jij) regenereert(jij) regenereerde
(hij) regenereert(hij) regenereerde
(wij) regenereren(wij) regenereerden
(jullie) regenereren(jullie) regenereerden
(gij) regenereert(gij) regenereerdet
(zij) regenereren(zij) regenereerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) regenerere(dat ik) regenereerde
(dat jij) regenerere(dat jij) regenereerde
(dat hij) regenerere(dat hij) regenereerde
(dat wij) regenereren(dat wij) regenereerden
(dat jullie) regenereren(dat jullie) regenereerden
(dat gij) regenereret(dat gij) regenereerdet
(dat zij) regenereren(dat zij) regenereerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
regenereerregenereert
Participles
Present participlePast participle
regenererend, regenererende(hebben) geregenereerd

Translations

Englishregenerate
Esperantoregeneri
Faeroeseafturskapa; endurnýggja; gera aftur
Germanregenerieren; wieder herstellen
Papiamentoregenerá