Information about the word stouwen (Dutch → Esperanto: stivi)

Synonyms: stuwen, verstouwen

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) stouw(ik) stouwde
(jij) stouwt(jij) stouwde
(hij) stouwt(hij) stouwde
(wij) stouwen(wij) stouwden
(jullie) stouwen(jullie) stouwden
(gij) stouwt(gij) stouwdet
(zij) stouwen(zij) stouwden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) stouwe(dat ik) stouwde
(dat jij) stouwe(dat jij) stouwde
(dat hij) stouwe(dat hij) stouwde
(dat wij) stouwen(dat wij) stouwden
(dat jullie) stouwen(dat jullie) stouwden
(dat gij) stouwet(dat gij) stouwdet
(dat zij) stouwen(dat zij) stouwden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
stouwstouwt
Participles
Present participlePast participle
stouwend, stouwende(hebben) gestouwd

Translations

Englishstow
Esperantostivi
Faeroesestúgva
Frencharrimer
Portugueseestivar
Spanishestibar