Information about the word avanceren (Dutch → Esperanto: avanci)

Synonyms: oprukken, overgaan, promotie maken

Part of speechverb
Pronunciation/avɑ̃ˈseːrə(n)/
Hyphenationavan·ce·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) avanceer(ik) avanceerde
(jij) avanceert(jij) avanceerde
(hij) avanceert(hij) avanceerde
(wij) avanceren(wij) avanceerden
(jullie) avanceren(jullie) avanceerden
(gij) avanceert(gij) avanceerdet
(zij) avanceren(zij) avanceerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) avancere(dat ik) avanceerde
(dat jij) avancere(dat jij) avanceerde
(dat hij) avancere(dat hij) avanceerde
(dat wij) avanceren(dat wij) avanceerden
(dat jullie) avanceren(dat jullie) avanceerden
(dat gij) avanceret(dat gij) avanceerdet
(dat zij) avanceren(dat zij) avanceerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
avanceeravanceert
Participles
Present participlePast participle
avancerend, avancerende(zijn) geavanceerd

Translations

Englishadvance; be promoted
Esperantoavanci
Frenchavancer; avoir de l’avancement
Germanvorrücken; avancieren; befördert werden; aufrücken; vorankommen; Fortschritte machen
Portugueseavançar
Spanishascender; subir en categoría