Information about the word torpederen (Dutch → Esperanto: torpedi)

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) torpedeer(ik) torpedeerde
(jij) torpedeert(jij) torpedeerde
(hij) torpedeert(hij) torpedeerde
(wij) torpederen(wij) torpedeerden
(jullie) torpederen(jullie) torpedeerden
(gij) torpedeert(gij) torpedeerdet
(zij) torpederen(zij) torpedeerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) torpedere(dat ik) torpedeerde
(dat jij) torpedere(dat jij) torpedeerde
(dat hij) torpedere(dat hij) torpedeerde
(dat wij) torpederen(dat wij) torpedeerden
(dat jullie) torpederen(dat jullie) torpedeerden
(dat gij) torpederet(dat gij) torpedeerdet
(dat zij) torpederen(dat zij) torpedeerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
torpedeertorpedeert
Participles
Present participlePast participle
torpederend, torpederende(hebben) getorpedeerd

Translations

Englishtorpedo
Esperantotorpedi
Frenchtorpiller
Portuguesetorpedear