Information about the word travesteren (Dutch → Esperanto: travestii)

Synonym: parodiëren

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) travesteer(ik) travesteerde
(jij) travesteert(jij) travesteerde
(hij) travesteert(hij) travesteerde
(wij) travesteren(wij) travesteerden
(jullie) travesteren(jullie) travesteerden
(gij) travesteert(gij) travesteerdet
(zij) travesteren(zij) travesteerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) travestere(dat ik) travesteerde
(dat jij) travestere(dat jij) travesteerde
(dat hij) travestere(dat hij) travesteerde
(dat wij) travesteren(dat wij) travesteerden
(dat jullie) travesteren(dat jullie) travesteerden
(dat gij) travesteret(dat gij) travesteerdet
(dat zij) travesteren(dat zij) travesteerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
travesteertravesteert
Participles
Present participlePast participle
travesterend, travesterende(hebben) getravesteerd

Translations

Englishtravesty
Esperantotravestii
Portugueseparodiar
Spanishdisfrazar; parodiar