Information about the word zegevieren (Dutch → Esperanto: triumfi)

Synonyms: triomferen, zegepralen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈzeɣəviːrə(n)/
Hyphenationze·ge·vie·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) zegevier(ik) zegevierde
(jij) zegeviert(jij) zegevierde
(hij) zegeviert(hij) zegevierde
(wij) zegevieren(wij) zegevierden
(jullie) zegevieren(jullie) zegevierden
(gij) zegeviert(gij) zegevierdet
(zij) zegevieren(zij) zegevierden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) zegeviere(dat ik) zegevierde
(dat jij) zegeviere(dat jij) zegevierde
(dat hij) zegeviere(dat hij) zegevierde
(dat wij) zegevieren(dat wij) zegevierden
(dat jullie) zegevieren(dat jullie) zegevierden
(dat gij) zegevieret(dat gij) zegevierdet
(dat zij) zegevieren(dat zij) zegevierden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
zegevierzegeviert
Participles
Present participlePast participle
zegevierend, zegevierende(hebben) gezegevierd

Usage samples

De gerechtigheid zegeviert altijd!
Hij zegeviert altijd.

Translations

Englishtriumph; prevail
Esperantotriumfi
Latintriumphare
Portuguesealcançar vitória; cantar vitória; triunfar
Swedishtriumfera